Schiet- en wedstrijdreglement - Dynamisch Lever Action Schieten
Bij de discipline Dynamisch Lever Action Schieten (DLAS) wordt een parcours op de baan gelopen, waarbij op vier verschillende stages op verschillende afstanden doelen moeten worden geraakt. Het parcours moet binnen een bepaalde tijd worden afgelegd en het gaat er om zo snel mogelijk de hoogste score te halen.
Het gaat bij DLAS - net zoals bij de discipline Dynamic Service Rifle - vooral ook om veiligheid op de baan. Het is een dynamische discipline, dus het tijdselement speelt een grote rol.
Daarom gelden de volgende regels:
1. De baancommandant is de baas, commando's van de wedstrijdleiding moeten altijd worden opgevolgd.
2. De schutter loopt individueel op de baan, de baancommandant loopt achter de schutter en houdt de veiligheid op de baan in de gaten.
3. De tijdwaarnemer telt de score en houdt de tijd bij.
4. Er zijn geen andere personen op de baan tijdens een serie dan de schutter, de baancommandant en de tijdwaarnemer.
5. De baancommandant nodigt de schutter uit de baan te betreden met het wapen in een hoes en de benodigde munitie, schietbril, oordoppen bij zich en samen lopen zij naar het eerste schietpunt.
6. Het laden van het wapen gebeurt in de richting van de kogelvanger, de grendel blijft staan.
7. De schutter volgt de instructies van de baancommandant op en neemt zijn positie is bij de eerste stage.
8. De tijd gaat lopen op het moment dat de schutter dit aangeeft,
9. De schutter schiet vanaf het schietpunt op de doelen en houdt continu het wapen naar voren gericht.
10. Na het beëindigen van de stage wordt de grendel open gelaten (alle hulzen zijn dan dus uit het wapen geworpen) en loopt/rent de schutter met het (lege) wapen omhoog gericht, met de grendel open, naar de volgende stage. Bij aankomst op de volgende stopt de tijd.
11. De schutter laadt de patronen voor de nieuwe stage, laat de grendel open, en geeft aan wanneer hij gaat beginnen met de volgende stage. Dan gaat de tijd weer lopen.
12. Na het laatste schot op de laatste stage wordt de grendel open gelaten en stopt de tijd.
13. De schutter laat het (lege) wapen met de grendel open staan op het laatste schietpunt en verlaat met de baancommandant de baan, met de loop naar boven gericht.
14. De 10 lege hulzen worden op de baan opgeraapt en aan de schutter teruggegeven.
15. De schutter bergt het wapen en de munitie veilig op en verlaat de baan.
16. Het parcours wordt weer opgesteld voor de volgende schutter.
17. De baancommandant nodigt de volgende schutter uit om de baan betreden.